Een essay naar aanleiding van het Symposion 2015 in Gorinchem
Wie in dit verhaal zoekt naar een bespreking van 170 kunstenaars of 430 werken hoeft niet verder te lezen want dat is bij voorbaat onmogelijk. Wel is het mogelijk gebleken om deze nationale gebeurtenis, kunst uit 12 provincies, het niveau te geven dat het rijkelijk verdient. Zoveel goeds te zien stemt optimistisch en dankbaar dat er in het hele land kunstenaars zijn die met volledige overgave en inzet tot verrassend werk komen dat anders aan de aandacht zou kunnen ontsnappen. Ook verrassend omdat een herhaling van dit evenement in 2015 dreigde te mislukken, maar op tijd werd overgenomen door een nieuwe generatie die een prachtig eindproduct heeft gerealiseerd. In korte tijd is door een fantastische samenwerking en medewerking van zeer velen een veelzijdig gelaagd kunstproject tot stand gekomen.
Ik richt me in dit essay op wat mij bij deze verzameling van tentoonstellingen is opgevallen en voor mij de rode draad vormt, die het mogelijk maakt deze kunst op veertien zeer diverse locaties, op een belangrijk aspect te vergelijken, op compositie en hoe deze compositie per kunstwerk maximaal tot zijn recht komt in de beschikbare omgeving. Een nieuwe, niet bij voorbaat gekende context, nieuw voor de kunstenaar en een buitengewoon moeilijke opdracht voor de curator die voor honderden werken de best mogelijke combinatie moest vinden van beschikbare kunst en beschikbare omgeving.
Abstracte kunst kan zijn kwaliteit niet waar maken zonder een intrigerende compositie. Waarmee natuurlijk onmiddellijk de vraag opduikt: Wat is dat dan, een intrigerende compositie en hoe kan die verbeterd (of verslechterd) worden door zijn omgeving? Om dat te ervaren kom dan naar dit Symposion kijken! Hier wordt in bijna elke ruimte, hoe verschillend ook, de oplossing van dit dilemma zichtbaar gemaakt. Ik vertel over mijn reactie aan de hand van de gevonden combinaties. Ik doe dat vanuit het gezichtspunt van de verzamelaar die altijd op zoek is naar de perfecte oplossing voor de eis van de intrigerende compositie, maar dan voor de combinatie van kunstwerk in een bepaalde ruimte. Als de kunstwerken, schilderijen samen met een of meer beeldhouwwerken, een nieuwe harmonie vormen, een nieuw rationeel en intuïtief samenspel van vormen aangaan in een ruimte kunnen ze een Gesamtkunstwerk vormen. Het lijkt een overdreven eis, maar op dit Symposion is het zo dikwijls gelukt dat het geen toeval meer is.
Het uitgangspunt ‘Gesamtkunstwerk’ is een voorwaarde waaraan, schijnbaar moeiteloos, wordt voldaan en die dit Symposion uittilt boven een gewone tentoonstelling. Ook al is de ruimte, het vertrek, te klein, te groot, met vervelende aanwezige kasten of andere lastig te verbergen invloeden op die omgeving. Dat juist gaan gebruiken. Daarbij letten op de lichtinval, onder welke hoek, bij daglicht en kunstlicht, dus bij allerlei omstandigheden. De gebreken van de omgeving benutten of tegenspreken. De complexe vorm of opvallende kleur van het kunstwerk benadrukken en het daardoor interessanter maken.
Het Tolhuis. In de grote zaal op de begane grond zijn alle elementen aanwezig om de lof te zingen van de gevonden oplossingen. Het is mij niet bekend of de kunstwerken in deze zaal al eerder op een dergelijke manier te zien waren. In ieder geval niet samen met de andere kunst in deze zaal. De grootte van de voorwerpen, de plaatsing in de ruimte, schuin verlopend. Rechte lijnen getrokken met stoelachtige voorwerpen. Gecombineerd met twee dimensionale voorwerpen, foto’s en schilderijen, die totaal een nieuwe harmonie opleveren die de rust geven om elk van de kunstwerken als afzonderlijk stuk te bekijken, daartoe zelfs uitnodigt.
Een volkomen andere benadering in de kelders van hetzelfde Tolhuis. De eerste kelder is een conceptuele ervaring van geluid en beeld. Letters, woorden op het lage plafond. Voor mij een woord in het geluid dat het geheel, toevallig?, voor mij duidelijk verstaanbaar maakte. Ook was ik onder de indruk van de enorme hoeveelheid werk en lastig uit te voeren, boven je hoofd, en toch een mooie compositie op dat lage plafond. Ik had wel willen zien hoe dat is gedaan. Nieuwsgierig maken is ook een kunst. In de tweede kelder wordt de eenvoud van twee vierkanten in actieve( tl-) kleuren rood en blauw getoond in een indrukwekkende maat en toch geheimzinnig in de totale uitvoering. Bij beide kelders was gebruik gemaakt van de mogelijkheid elk vertrek zijn eigen ambiance te geven in overeenstemming met de kunst in elk van de ruimten. Bij geen van de andere ruimtes of vertrekken heb ik aan het woord ‘ambiance’ gedacht, hier was het vanzelfsprekend.
Het schiet mij te binnen dat we in het geval van het Symposion spreken over een bepaalde vorm van binnenhuisarchitectuur maar dan zonder mensen er in want die bederven het totaalconcept. Een persoon mag want die kan kijken op de drempel van het vertrek en kan het vertrek ingaan zonder zijn totaalbeeld te versturen, hij of zij is lichaamloos aanwezig want vormt geen onderdeel van wat hij of zij ziet. Kan kijken zonder last van zichzelf te hebben. Zo herinner ik mij een andere ruimte die is ingedeeld door zwarte lijnen die ik eerst hield voor de zijkanten van twee glasplaten, zo hoog als de ruimte zelf en die de ruimte bepalen door wat je kunt ervaren als de juiste herindeling van die ruimte. Die je met de vraag achterlaten: Hoe is de kunstenaar er in geslaagd dat gevoel van “zo moet dat’ over te brengen? Ook de indruk dat het niet maar alleen lijnen waren en geen glasplaten moest ik mezelf bewijzen door er dwars door heen te stappen. De illusie als kunstwerk.
Maar mijn verwondering wordt weer bewondering als ik in een klein zijvertrek een klein schilderij met gaten in het doek zei, opgehangen tegen een wand die altijd al dat soort, maar dan ongewilde gaten heeft gehad. De gaten in het doek werden er logisch en mooi van. De aanwezige vierkanten op de grond, doosvormige delen van wanden die iets onbekends moeten verbergen, een driedimensionaal kunstwerk vormt een harmonisch geheel ermee. Met in datzelfde vertrek keramische vormen met gaten die de compositie compleet maken. De compositie in context.
De Oude Doelen. Ook dit tweede gebouw dat ik zag op mijn ontdekkingsreis is net zo overtuigend als het Tolhuis. Het zijn weer de verrassende combinaties per vertrek. Meteen bij binnenkomst op de begane grond een vertrek links met vreemde grote luchtige voorwerpen die in combinatie met het overige in de ruimte een eigen logica krijgen.
De eerste kamer aan de rechterkant viel op door een strak vormgegeven vitrinekast een meter in de ruimte geplaatst met in de kast drie lagen met geometrische “mannenbroches” elk gelegd op een net voldoende onderscheidende ondergrond. Alleen al deze vitrinekast met inhoud leek lang van te voren en met volop tijd te zijn gearrangeerd. Toevallig was ik op de hoogte hoe deze combinatie met alle denkbare toeval tot stand is gekomen. Serendipiteit is een woord dat zich dan vanzelf opdringt. Maar dan moet het bij dit Symposion wel een georganiseerde serendipiteit zijn geweest. In deze zelfde kamer zie ik werk van kunstenaressen die ik al heel lang ken en bewonder. Maar die nu geplaatst naast elkaar en met nieuwe verrassende stukken hun faam met gemak weer waar maken.
Ik weet dat ik veel kunstenaars tekort doe door niet meer over de Oude Doelen te schrijven, maar u moet dit niet lezen, u moet gaan kijken naar bijvoorbeeld nog een vertrek in dit gebouw, dat ik liefst als verzamelaar in zijn geheel zou willen bewaren, dus kamer met inhoud bestaande uit drie stukken: Een wit en een zwart schilderij (reliëf?) en een eenvoudig geometrisch beeldhouwwerk in het midden. Hier klopt alles. Nadeel: Er mogen geen andere kijkers in het vertrek zijn want die bederven de harmonie. Zelf mag je, na het bekijken op de drempel, wel naar binnen. Zelf ben je immers “lichaamloos’. En ga vooral ook nog naar de genodigden in hetzelfde gebouw met hun hommages aan de kunstenaars van de geometrie.
Westerveld. Een stoel als een kunstwerk, dat is voor Nederlandse begrippen (Mondriaan) bijna normaal, maar hier is het een echte sculptuur op de grens van kunst en design. En dat videokunst zo persoonlijk kan zijn dat een heel jonge dochter, klein geprojecteerd in een afgetakelde omgeving, net zo goed kan zijn als Bill Viola, dat is toch weer een echte ontdekking.
In de toren. Hier is het altijd aanwezige werk van een Gorcumse kunstenaar zo bepalend dat dat de voorrang moet krijgen boven de tijdelijke kunstwerken voor het Symposion. Het is inderdaad monumentaal en vindingrijk. Om het licht op te vangen met duizend doorzichtige draden aan de ramen boven in deze vierkante torenruimte en die letterlijk samen te vatten in een gezamenlijke lichttrechter die vlak boven de grond uitmondt in kleine zwarte kokers met gewenste herinneringen, is qua idee en uitvoering subliem. Dat een van de gestorven meisjes waarvoor het kunstwerk gemaakt is, tenslotte met een eigen kunstwerk vertegenwoordigd is, is wederom een gelukkig toeval. Dat bovendien een kunstenaar hier terecht aanwezig is met zijn stoel verpakt in plastic vleesbakjes, geeft aan hoe breed vele soorten kunst deze keer op het Symposion vertegenwoordigd zijn.
Poort 6. Verrassend is hier het feestelijke design van een fiets en op de eerste verdieping de meest luchtige vorm van beeldhouwwerk dat ik in mijn leven zag. Een minimalistische stijl van beeldhouwen, zoiets als het onderzoek van Malevich: Wat is schilderijen eigenlijk en beginnen met een zwart en een wit schilderij, zo zie je hier met hoe weinig middelen toch een drie dimensionaal werk gemaakt kan worden dat voldoet aan eisen van een verrassende maar vooral gelukte compositie.
Stiltecentrum Langendijk 68 De tijd vinden voor reflectie van wat er te zien is. Zelfs de curator van het Symposion heeft die gevonden in het Stiltecentrum om nieuwe energie op te doen. Daarvoor is het bijna donker een hulp, maar het zorgt ook dat ik pas na afloop ontdekte dat er een schilderij hangt: Het laatste avondmaal in geometrisch zwart en goud dat samen met minimale muziek zorgt voor contemplatie.
De symposions van Gorcum zijn ook bekend geworden door wat er nadien in de stad achterbleef aan kunstwerken, in het bijzonder de beeldhouwwerken. Bekende voorbeelden zijn het tegeltableau van Sykora op het Kazerneplein en de twee ruimtelijke vormen van Winiarski. Het is te hopen dat ook deze keer een aantal kunstwerken, waaronder belangrijke beeldhouwwerken in de stad zullen achterblijven. Het zal de stad nog mooier maken en Het Grote Feest van de Eigentijdse Kunst dat dit Symposion weer blijkt te zijn nog jaren in herinnering houden, vooral als prachtig gelukte composities in Gorcumse context.
Jan Verhoeven, ambassadeur van Brabant en bezoeker.